Een kort verhaal van matroos Jan de Neus tijdens zijn wacht.
Toen ik van uit de machinekamer om even te buurten op de brug kwam hoorde ik net dat Jan De Neus een van onze matrozen achter het roer staande het over bruiloften had.
En ik hoorde Jan net zeggen, ja vroeger had ik altijd de pest aan bruiloften ik woonde toentertijd bij mijn zus Kee, en ik vond dat het zo wel goed was. En steevast was het gezeik van mijn ooms en tantes. Als ik toevallig weer eens op zo'n klote bruiloft van een neef of nicht was en hierna jij hé Jan? En dan keken ze me dan met zo'n veelbetekenende blik aan de klootviolen die ze daar waren! Vooral mijn ome Teun die al vijfentachtig was, en die met mijn tante Sien getrouwd was. Had er een handje van om dat met zijn bek zonder tanden tegen mij te zeggen. Maar op een zeker moment kreeg ik de kans om hem terug, te pakken te nemen.
Want toen mijn tante Sien zijn vrouw was overleden was ik net thuis van een kustreisje. En ik moest toen wachten dat ik van ons kantoor een boot om de Oost zou krijgen.
Dus op de dag van de begrafenis van Tante Sien ging ik het rijtje familieleden langs om te condoleren.
En als allereerste stond daar natuurlijk mijn ome Teun de man van tante Sien. Die me met zijn droevige natte oogjes




